Het heeft niet mogen zijn, helaas! De Marokkaanse nationale voetbalploeg – jonge leeuwen met veel vechtlust – heeft het in de halve finale moeten afleggen tegen een sterker en efficiënter voetballend Frankrijk. Maar wat heb ik ervan genoten! Nog nooit haalde Marokko de halve finale van een wereldbeker. En meer nog, ze deden het dit jaar onder auspiciën van coach Regragui, meteen de eerste keer dat de nationale ploeg een Marokkaanse coach onder de vleugels nam.
Het viel op tijdens deze wereldbeker: de vijf Afrikaanse ploegen die doorstootten naar de ultieme selectie, hadden allemaal een Afrikaanse coach. Kameroen, Ghana, Marokko, Senegal en Tunesië zochten het leiderschap niet duizenden kilometer verderop, maar vertrouwden op de kunde en de voetbalkennis van de eigen coaches. En dat bleef, in Marokko’s geval, niet onder de radar. De ploeg speelde het soort voetbal waar Brazilië groot mee werd: snel en snedig, frivool en prikkend, met nu en dan een prachtige flitsen van Boufal of Ait-Allah …
Geen finale. Maar ook geen treurnis, want wat Marokko toonde, overstijgt het voetbal. Voor mij was het vooral een verhaal van samenhorigheid, kameraadschap en het patriottisme, aangewakkerd door coach Regragui. En dat laatste is helemaal niet zo evident als het klinkt. Regragui mag dan wel een Marokkaans coach zijn, hij was is amper drie maanden een deel van het team. Van een blitzstart gesproken.
De vraag die ik me stel is dan ook: hoe heeft hij het voor elkaar gekregen dat de Atlas Leeuwen zo ver geraakt zijn in een wereldkampioenschap? Het talent van de spelers en de grote goesting om eens en vooral een stempel te drukken op het internationaal voetbal heeft er iets mee te maken, maar wat mij ook opviel, is dat Regragui geen onderscheid maakte in wie hij in de ploeg opnam. Een deel van het Marokkaanse team is niet in Marokko geboren, laat staan dat ze er wonen. Boufal spreekt zelfs geen Arabisch. En toch zat er een enorm sterke eenheid in het team. Het was geen verzameling individuele toptalenten, maar echt een verenigd team. En dat straalden ze ook uit, met als gevolg dat de ploeg wereldwijd aangemoedigd werd, door de Marokkaanse gemeenschap – in de eerste plaats – maar ook door andere sportliefhebbers die veel sympathie hadden gekregen voor een ploeg die er als één man voor ging.
Kortom: een knap staaltje inclusief leiderschap van coach Regragui.
Leiderschap uit eigen loont
Daaraan gekoppeld wil ik ook een lans breken voor de andere Afrikaanse coaches. Nog nooit raakten de Afrikaanse ploegen zo ver in een WK. En ze deden allemaal een beroep op een Afrikaanse coach, en niet op een coach die het bijvoorbeeld in de Europese competitie goed had gedaan. Het viel veel mensen op, ook Jacco van Sterkenburg van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij liet zich tijdens de podcast ‘Het Kwartier’ het volgende ontvallen:
“Afrikaanse spelers krijgen nog veel te maken met stereotypen als ze coach willen worden. Er is het idee dat zwarte spelers snel en sterk zijn, maar geen goede leidinggevenden zijn. Daarom zie je op het veld natuurlijk wel een grote vertegenwoordiging van Afrikaanse spelers, maar weinig zwarte coaches. Clubeigenaren hebben ook vaak een beeld van een witte man als ze aan een coach denken. Je ziet dat zwarte spelers die wel coach geworden zijn, zoals Vincent Kompany bijvoorbeeld, vaak al binnen de ploeg een leiderschapsrol vervulden én een heel imposante carrière hebben gehad. Bij witte coaches is dat niet per se nodig. Om coach te kunnen worden, moet je eigenlijk ook onderdeel zijn van informele netwerken. Die bestaan vaak uit witte mannen. Je kunt dus spreken van een glazen plafond. En het is heel moeilijk om dat plafond te breken. De vijf coaches op het WK zijn hopelijk een indicatie dat dit verbetert in de toekomst.”